Valentijn

Valentijn is zeker een speciale dag! Niet voor het amoureuze commercialisme of omdat ik diepgewortelde religieuze overtuigingen koester. Het is de dag waarop ik mijn eerste potvis zag. Een aangespoelde dan nog. Balentijn!

1989. Vijf jaar en wat maanden was ik . De eerste stappen in het lager onderwijs waren gezet en ik wist al dat Jan in de ton zat, terwijl An toch wel heel bezitterig deed over haar pop. Vulpennen werden mijn nummer één vijand, prinskoeken gewikkeld in ijzerpapier met je naam op werden vervangen door koalakoeken en de jongen die toen naast me zat, piste wekelijks in zijn broek. Arme knul. Maar we wijken af.

Tijd voor een flitsherinnering. Nee geen overdrevensnelheidsboete die ik me nog vlot voor de geest kan halen, maar een emotioneel gebeuren uit het verleden. Mijn pa kwam me na school oppikken en zei me dat hij iets bijzonder tonen wou. De man had geregeld wel iets bijzonder te tonen en mede daarom keek ik enorm naar hem op. We hosten naar het strand, niet zo ver van waar we woonden. Het was koud, maar de zon scheen. Hij (mijn pa, niet de zon) had een verrekijker mee. Op een hoge duin hielden we halt en mijn pa wees richting de zee. “Goed kijken. Daar in de verte zie je een zwarte stip.” Na wat turen zag ik het. Een donkere vlek, af en toe wat opspattend water en een vaag, diep geluid.  

“Hij is aan het sterven.” Vijf woorden die bijzonder hard aankwamen. Ik begon te huilen. Dieren waren mijn vrienden. Nog steeds trouwens. Ok, mijn pa had me iets op de mouw kunnen spelden over een potvis die even goeiendag kwam zeggen aan onze garnaalvissers. Of een potvis die schelpen zocht voor een mooi halssnoer voor zijn vrouwtje. Het was tenslotte bijna valentijn. Maar soms moet je als kind met de realiteit geconfronteerd worden. Verbeelding had ik toch al genoeg. Twee dagen later spoelde het enorme dier aan op het strand.

Zeventien meter lang en 25 ton zwaar. Duizenden mensen kwamen een laatste groet brengen. Ook wij gingen kijken. Imposant en intriest. Indrukwekkend vanwege de tanden, de grootte, de geur, de doffe blik in de ogen, de littekens (van een harde strijd met octopussen geloof ik graag) op het enorme hoofd. Intriest omdat één van de prinsen van de zee zo simpel tot zijn einde kon komen. Verdwaald op weg naar het noorden, vastgelopen op een zandbank en uiteindelijk uitgehongerd en verzwakt aangespoeld. Hij werd Valentijn van Sint-André genoemd, naar de plaats en datum van zijn heengaan. De potvis kreeg zelfs een graf in de grond van abdijhoeve Ten Bogaerde, inclusief grafsteen.

In 1994 spoelden opnieuw drie exemplaren aan. Ook dan gingen we kijken. Uit nieuwsgierigheid kroop ik in de bek van het dier, wat me meteen een kiekje in de krant opleverde. Ik duik later wel eens in het familiearchief op zoek naar de foto. Ook in 2004 besloot een potvis zijn laatste adem op ons strand te komen uitblazen. Om dit toch wat trieste verhaal af te sluiten, een leuke anekdote: 

Een bekende potvisstranding is die van 1970 te Florence in de Amerikaanse staat Oregon. Men besloot het kadaver van acht ton op te ruimen met behulp van dynamiet. Toen dit plan op 12 november werd uitgevoerd vernielden de rondvliegende stukken een auto en raakten de omstanders bedekt onder de blubber. Gelukkig vielen er geen gewonden. Wanneer men langer had gewacht, en het dier niet had opgeblazen, was het vanzelf geëxplodeerd. Bij het rottingsproces van dode potvissen komen gassen vrij, vergelijkbaar met methaan, die op den duur niet uit het dode dier kunnen ontsnappen zodat de walvis ontploft.

Dit verhaal eigenlijk om te zeggen dat ik Valentijnsdag een idioot gegeven vind.

2 Comments

Plaats een reactie